WIJNKLEUREN
Kleur is het meest evidente aspect van wijn. Hij ontwikkelt zich door het wijnleven en markeert de verschillende fasen daarvan. Wijnkleur is afhankelijk van veel factoren, zoals de gebruikte druivensoorten, het wijnbouwsysteem en de rijping.
Niet alleen de tint maar ook de kleurintensiteit is belangrijk: hij kan donker, geladen, intens zijn, of juist bleek. Meestal geldt dit principe: hoe hoger de intensiteit, hoe rijker de aroma's en structuur van de wijn.
Een belangrijk aspect is ook de levendigheid van de kleur, nauw verbonden met de zuurgraad van de wijn; een wijn kan dus levendig, fris en helder zijn, of vervaagd en dof.
Witte wijnen
Papierwit
Zeer jonge wijnen, gerijpt in vaten.
Strogeel
Jonge en zeer jonge wijnen, gerijpt in vaten.
Goudgeel
Gerijpte wijnen of met een grote structuur, gerijpt in vaten.
Ambergeel
Lang gerijpte wijnen, stro of geoxideerde wijnen.
Rosé wijnen
Lichtroze
De concentratie van de kleur is recht evenredig met de lengte van de maceratie op de huid, dus van het tanninepercentage.
Kersenroze
De concentratie van de kleur is recht evenredig met de lengte van de maceratie op de huid, dus van het tanninepercentage.
Claret roze
De concentratie van de kleur is recht evenredig met de lengte van de maceratie op de huid, dus van het tanninepercentage.
Rode wijnen
Paarsrood
Zeer jonge wijnen.
Robijnrood
Wijnen met gemiddelde structuur.
Granaatrood
Wijnen met grote structuur.
Oranjerood
Het beste van belangrijke wijnen, of gerijpte wijnen.